skip to Main Content

Er wordt in het programma Rekenen in Beweging gewerkt aan verschillende domeinen:

Getalbegrip:

-Kent betekenis/inhoud van de begrippen ‘helft’ en ‘dubbele’

-kan verder tellen en terugtellen tot ten minste 50 met sprongen van 2, 5 en 10, en tot 200 met sprongen van 10.

-kan hoeveelheden en getallen tot ten minste 1000 splitsen in en samenstellen met honderdtallen, tientallen en eenheden.

– kan getallen tot ten minste 1000 schrijven.

– kan de positiewaarde van cijfers in getallen tot ten minste 1000 benoemen

– kan getallen tot ten minste 100 vergelijken, ordenen en globaal en precies op een getallenlijn plaatsen.

– kan getallen tot ten minste 100 plaatsen tussen andere getallen en kan de orde van grootte vergelijken.

– weet wat ‘even’ en ‘oneven’ is en kan van getallen tot ten minste 100 aangeven of ze even of oneven zijn

– kan rekenen via het tiental (bv.: 37 + 8 is 37 + 3 = 40 en 40 + 5 = 45);

– kan rekenen naar analogie (bv.: 8 – 3 = 5 en 80 – 30 = 50)

– kent de producten uit de tafels van 1, 2, 3, 4, 5 en 10 uit het hoofd (gememoriseerde kennis).

Bewerkingen:

– kent de optellingen, aftrekkingen en splitsingen tot en met 16 uit het hoofd

– kan optellen en aftrekken tot ten minste 200 in contextsituaties en formele sommentaal door met inzicht gebruik te maken van standaardprocedures waaronder in ieder geval de rijgstrategie  (bv.: 64 – 27 is 64 – 20 = 44 en 44 – 7 = 37) en cijferend rekenen.

Tijd:

– weet dat tijd zowel een lineair karakter als een cyclisch karakter heeft:

  •  lineair: de tijd gaat steeds door, we worden ouder, gebeurtenissen zijn steeds langer geleden of komen steeds dichterbij;
  • cyclisch: het terugkerend ritme van uren en dagdelen in een etmaal, de dagen van de week en de maanden en seizoenen in een jaar.

– weet dat er 12 maanden en 4 seizoenen in een jaar zitten en kent de namen en de volgorde van de maanden en seizoenen.

– kent en gebruikt de begrippen uur, kwartier, half uur, maand, week, dag, seizoen.

– kan op een analoge en digitale klok de hele uren, halve uren en kwartieren aflezen, noteren en in elkaar omzetten (zoals ‘kwart over 3’ en 15.15).

Back To Top