skip to Main Content

Onze oudste van vier heeft –net als zijn papa en mama overigens- niet zoveel met dieren. Gaan we naar de plaatselijke dierentuin dan lukt het hem om zonder ook maar een beest te zien de speeltuin te bereiken. Om daarna wederom zonder die lieve beestjes enige blik te gunnen weer huiswaarts te keren. Prima. Laatst zat ik thuis op de bank onze baby te voeden toen onze oudste smurf riep: “Mama! Een lieveheersbeestje!” Het beestje zat volgens mij nog half in zijn winterslaap –wat doet zo’n beestje midden in de winter in huis?- suf te zijn achter het gordijn. Maar mijn zoon had hem gespot. En gepakt. Kijk mam, dit is z’n schild. Hm? Waar haalt mijn anti-dierenvriend deze kennis vandaan? Dus ik zeg trots: “ Ja, een lieveheersbeestje heeft een soort schild” en richt mij weer op de melkvoorziening. Hij gaat verder: “En kijk, daaronder, dat zijn z’n vleugeltjes! Kijk dan mam! O, deze is kapot… “ Ik kon niet zoveel zien gebeuren vanwege de baby aan de borst maar dit klinkt pijnlijk. “Doe je wel voorzichtig”, zeg ik nog. “Mam, ik denk dat hij niet meer kan vliegen.” Dan kijkt hij of het arme beestje zich dan misschien nog op een andere manier voort kan bewegen. “Mam, hij loopt helemaal niet.” Ik zie dat hij hem met een duwtje nog aan de praat probeert te krijgen. Als hij merkt dat het diertje niet reageert, hoor ik ‘pats!’. Ai… “Nou, ik denk dat hij dood is hoor mam. Ik gooi hem wel even in de prullenbak”. Eerder schreef ik in een column dat opvoeden een werkwoord is. Hier is werk aan de winkel. Annemieke Hoogeboom www.wonderwijs-coaching.nl

Back To Top